Wat er in mijn hoofd gebeurt: Daar is het weer, het monster, het witte scherm. Ik zou eigenlijk elke keer als ik een nieuw tekstdocument open daar een aantal regels al eerder geschreven tekst in moeten plakken, maakt niet uit wat voor tekst, dat het lijkt alsof ik al wat gedaan heb. Hoe vaak per dag zou een mens zichzelf voor de gek houden? //Lees verder//
Wat op het scherm te zien is: een leeg LibreOffice Writer document, oftewel een digitaal leeg, wit vel papier. Een knipperend verticaal streepje. Tientallen icoontjes. Een aantal gegevens aangaande het (lege) document.
Wat er in mijn hoofd gebeurt: Daar is het weer, het monster, het witte scherm. Ik zou eigenlijk elke keer als ik een nieuw tekstdocument open daar een aantal regels al eerder geschreven tekst in moeten plakken, maakt niet uit wat voor tekst, dat het lijkt alsof ik al wat gedaan heb. Hoe vaak per dag zou een mens zichzelf voor de gek houden? //Lees verder//
1 Comment
Sinds deze maand heb ik een kantoor. Nou ja, een bureau in een ruimte waar nog zeven andere bureaus staan. Het is een mooie, grote, lichte ruimte midden in het centrum van de stad met een prachtig hofje als tuin en lunchplek. Niet te ver weg, een kleine tien minuten fietsen, want ik ken mezelf, als ik ver weg moet, ga ik niet. Ik wil aan het eind van mijn werkdag mijn laptop dicht kunnen klappen, naar huis fietsen en thuis komen. Ik wil naar mijn werk kunnen gaan. //Lees verder// Een paar weken geleden was ik te gast in een boekwinkel, waar de leesclub van die boekwinkel mijn laatste roman, Strak blauw, besprak. We zaten aan tafel met koffie, thee en koekjes. Het was voor iedereen nog wat onwennig, is het nou leuk of juist niet dat de auteur bij de boekbespreking aanwezig is? De eerste vraag was: Welke elementen in het boek zijn autobiografisch? De reden voor die vraag vond ik wel vleiend, men vond het zo invoelend en raak beschreven, dat het haast niet anders kon dat dat ik zelf had meegemaakt wat de hoofdpersoon had meegemaakt. //Lees verder// Vorige week stond er in De Volkskrant een interview met Sanne Wallis de Vries vanwege haar juryvoorzitterschap van De Volkskrant Beeldend Kunst Prijs. Een kort fragmentje uit dat interview: 'Bij schilderijen heb ik vaak alleen maar vragen.' 'Raken die je dan ook niet?' 'Nee. Ik heb Mondriaan in het Gemeentemuseum gezien en dan gebeurt er niet veel.' Waarom, dacht ik, waarom wordt iemand die zo denkt benoemd tot juryvoorzitter van deze prijs? //Lees verder// Boven twee borden pasta in een restaurant in de Nes in Amsterdam vond het volgende gesprek plaats: 'Over het boek.' 'Ja...' 'Het is niet goed hè?' 'Nee.' Die eerste zin, die kwam uit mijn mond. De ja en de nee uit de mond van mijn redacteur. We zouden mijn manuscript bespreken maar na ruim een half uur hadden we het er nog steeds niet over gehad en dat leek me geen goed teken. // Lees verder // Ik heb mezelf afgelopen week opgesloten in een klooster om te schrijven aan mijn boek. Wat ik wil gaan schrijven heb ik gelukkig enigszins in mijn hoofd, hoe ik het wil gaan schrijven, blijkt de grote vraag. Een vorm moet zich aandienen, er niet bij de haren bijgesleept worden, je moet je verhaal niet in een hokje willen proppen waar het niet in past, of in een hokje dat veel te groot uitvalt, als een te ruime jas. // Lees verder // Het was afgelopen week twee jaar geleden dat Doeschka Meijsing stierf aan de complicaties van een zware operatie. Toevallig lees ik op dit moment haar roman 'De kat achterna', uit 1977. Ooit, op de middelbare school heb ik 'Utopia of De geschiedenissen van Thomas' gelezen, maar daar herinner ik me niks meer van. Ik die tijd las ik ook geen boeken, ik bladerde ze door, liet mijn ogen over flarden, zinnen, alinea's dwalen. Mijn echte kennismaking met Meijsings werk was in 2008, toen ik 'Over de liefde' las. //Lees verder // Op mijn visitekaartje staan mijn naam mijn emailadres, telefoonnummer en mijn beroep: schrijver. Een tijd geleden gaf ik iemand, een jonge vrouw, zo'n kaartje. Ze keek ernaar en zei: 'Dat vind ik zo goed, dat je jezelf een schrijver noemt en niet een schrijfster.' //Lees verder // Alma keek naar buiten. Jasper keek afwisselend naar Alma en naar buiten, hij dacht dat wanneer hij zag wat zij zag, hij beter zou begrijpen wat zij dacht. Dus hij keek naar de houten schuttingplanken, de klimop en de frambozenstruik die zich aan de schutting vastgeklampt hadden, de blauwpaarse hortensia's die in volle bloei stonden, de houten tafel, het plastic tafelkleed dat met klemmen vast zat aan het tafelblad, de bijpassende stoelen, een zware glazen asbak op de tafel met een paar peuken erin, Alma en Jasper rookten af en toe een sigaret in de tuin als Lucas in bed lag en de ander niet thuis was, zelden rookten ze samen, de plastic voetbal op het gras, een keepershandschoen, de jonge eikenboom die gelukkig nog niet voor al te veel schaduw zorgde en helemaal achter in de tuin het tuinhuisje met schuin overhangend dak waar wat tuin rekwisieten en dozen met sinds de verhuizing vier jaar geleden onuitgepakte spullen opgestapeld stonden. Op alle vier de dozen stond “spullen Jasper”. // Lees verder // In mijn vorige blog schreef ik over Susan Sontags essay Schrijven als lezen (2000) uit de bundel Waar de nadruk ligt. Kort door de bocht gaat het over de overeenkomsten tussen schrijven en lezen. Vandaag mijn tweede en laatste blog over dit essay. Sontag haalt in het essay Virginia Woolf aan die in een brief schrijft dat 'het lezen de volledige eliminatie van het ego met zich meebrengt'. Het ego raken we (helaas) nooit helemaal kwijt, maar, zegt Sontag, 'de onthechte verrukking van het lezen lijkt genoeg op een trance om ons het gevoel te geven egoloos te zijn'. Die verrukking, die trance en dat verlangen het ego te elimineren is niet alleen herkenbaar voor de lezer maar zeker ook voor de schrijver. // Lees verder // |
Liesbeth Mende"Mende doet mij denken aan de jonge Campert"
|