Ik heb mezelf afgelopen week opgesloten in een klooster om te schrijven aan mijn boek. Wat ik wil gaan schrijven heb ik gelukkig enigszins in mijn hoofd, hoe ik het wil gaan schrijven, blijkt de grote vraag.
Een vorm moet zich aandienen, er niet bij de haren bijgesleept worden, je moet je verhaal niet in een hokje willen proppen waar het niet in past, of in een hokje dat veel te groot uitvalt, als een te ruime jas. // Lees verder //
Een vorm moet zich aandienen, er niet bij de haren bijgesleept worden, je moet je verhaal niet in een hokje willen proppen waar het niet in past, of in een hokje dat veel te groot uitvalt, als een te ruime jas. // Lees verder //
Ik lees in Dat kan mijn kleine zusje ook (waarom moderne kunst kunst is) van de Britse kunstkenner Will Gompertz over de kubisten Pablo Picasso en George Braque, die aan het begin van de twintigste eeuw, net als Albert Einstein met zijn relativiteitstheorie en Sigmund Freud met zijn theorieën over het onderbewuste en de opkomst van de psychoanalyse, de wereld op z'n kop zetten. Picasso en Braque waren de eersten die 'schilderijen' maakten waar geen verf aan te pas kwam. Ze streefden een meer conceptuele benadering van kunst. Wat begon met een stuk behangpapier dat Braque op zijn doek plakte, eindigde met driedimensionale bouwsels van touw, karton, hout en papier. Uit het kubisme vloeide onder andere het 'gefragmenteerde, modernistische proza van James Joyce en de gdichten van T.S. Eliot'.
Ik raak hierdoor geïnspireerd, denk aan literaire vormexperimenten als Stijloefeningen (1947) van Raymond Queneau en meerdere werken van George Perec zoals 't Manco (1969), een roman waarin de letter e niet voorkomt. Maar het boek van Queneau is, de titel geeft het al een beetje weg, een stijloefening en geen roman en in zijn stijloefening is inhoud dienend aan de vorm. |
|
Ik ben niet op zoek naar een vorm die zich opdringt, of de aandacht trekt, ik ben op zoek naar een vorm die past bij het verhaal dat verteld wordt, de vorm moet mede dat verhaal vertellen.
Vorm en inhoud, ze kunnen soms een verduveld lastig duo zijn. Het doel, mijn doel, is dat ze een symbiose bereiken, de lezer moet niet door één van de twee worden tegengehouden, moet zich het liefst niet bewust zijn dat deze twee ooit los van elkaar bestonden. - Is dat zo, bestonden ze ooit los van elkaar? Het is meer een blauwdruk die ik nu voor me zie, een (vorm)idee dat ik verder ontwikkel door er inhoud aan toe te voegen.
Vorm en inhoud, ze kunnen soms een verduveld lastig duo zijn. Het doel, mijn doel, is dat ze een symbiose bereiken, de lezer moet niet door één van de twee worden tegengehouden, moet zich het liefst niet bewust zijn dat deze twee ooit los van elkaar bestonden. - Is dat zo, bestonden ze ooit los van elkaar? Het is meer een blauwdruk die ik nu voor me zie, een (vorm)idee dat ik verder ontwikkel door er inhoud aan toe te voegen.
| Hoe weet ik of vorm en inhoud bloedbroeders (of in het geval van een tekst kan ik beter zeggen woordbroeders) zullen zijn? Gut feeling, iets anders heb ik niet. Meestal klopt dat gevoel, soms niet, dan moet alles weer ontrafeld worden, overboord gegooid en zoek ik verder. |
Ik merk dat ik me bewust open moet stellen voor de mogelijkheden van diverse vormen. Ik moet keuzes maken, totdat ik de goede vorm overhoud. Een beetje als dat cliché wat aan Michelangelo wordt toegeschreven, dat in elk stuk steen een beeld zit en dat het aan de beeldhouwer is om dat beeld te ontdekken en de overbodige stukken steen weg te hakken.
Daar zit ik dan, in een kloosterkamer aan een tafel uit het raam te kijken. Trachten het overtollige steen weg te hakken? Was het maar waar, denk ik, geef me iets waar ik in kan hakken, weghalen lijkt me nu een zegen, ik moet opbouwen, niet afbreken. Ik heb natuurlijk niet niks, ik heb een berg papier, een digitale berg en een fysiek bergje.
Beeldhouwen is hakken, schrijven is schrappen. Dus dat is wat ik nu aan het doen ben, schrappen, knippen, plakken. En verdomd, het lijkt alsof er iets begint te gloren aan de horizon. //
Daar zit ik dan, in een kloosterkamer aan een tafel uit het raam te kijken. Trachten het overtollige steen weg te hakken? Was het maar waar, denk ik, geef me iets waar ik in kan hakken, weghalen lijkt me nu een zegen, ik moet opbouwen, niet afbreken. Ik heb natuurlijk niet niks, ik heb een berg papier, een digitale berg en een fysiek bergje.
Beeldhouwen is hakken, schrijven is schrappen. Dus dat is wat ik nu aan het doen ben, schrappen, knippen, plakken. En verdomd, het lijkt alsof er iets begint te gloren aan de horizon. //
Renée van Marissing is schrijver van romans, theater en muziektheater. Na haar romans Het waaien van mijn oma en Strak blauw, uitgegeven door Atlas Contact, werkt zij nu aan haar derde roman. |
Andere schrijvers over hun schrijfproces
|