Vorige week stond er in De Volkskrant een interview met Sanne Wallis de Vries vanwege haar juryvoorzitterschap van De Volkskrant Beeldend Kunst Prijs. Een kort fragmentje uit dat interview:
'Bij schilderijen heb ik vaak alleen maar vragen.'
'Raken die je dan ook niet?'
'Nee. Ik heb Mondriaan in het Gemeentemuseum gezien en dan gebeurt er niet veel.'
Waarom, dacht ik, waarom wordt iemand die zo denkt benoemd tot juryvoorzitter van deze prijs? //Lees verder//
'Bij schilderijen heb ik vaak alleen maar vragen.'
'Raken die je dan ook niet?'
'Nee. Ik heb Mondriaan in het Gemeentemuseum gezien en dan gebeurt er niet veel.'
Waarom, dacht ik, waarom wordt iemand die zo denkt benoemd tot juryvoorzitter van deze prijs? //Lees verder//
Wat me, behalve bovenstaand dialoogje, verwonderde is de eerste zin van het artikel: “Met schilderijen heeft ze niets.” Waarom kiest een journalist dit als eerste zin? Is het om ons te shockeren? Dat we denken: Jeetje, een juryvoorzitter van een beeldende kunst prijs die niets heeft met schilderijen? Nou, dat is dan gelukt, ik ben geschokt. Zowel door de cabaretier / juryvoorzitter die “niets heeft” met kunst die vragen oproept, als door de journalist die denkt dat zo'n kop werkt. Ja, het werkt ja, in zoverre dat het me irriteert, dat zal misschien ook wel de bedoeling zijn geweest, en wat een armoede is dat.
Zou het die Hollandse (zelf)relativering zijn, vroeg ik me af. Vooral niet uitstralen dat je het een eer vind, dat iets je (op wat voor manier dan ook) raakt, dat het oké is als kunst vragen oproept, ook al wordt het daar in de eerste instantie misschien niet toegankelijker van. Mocht het die relativering zijn, dan vind ik dat misschien nog ergerlijker dan wanneer Wallis de Vries gewoon echt meent wat ze zegt maar het desondanks leuk vindt beeldende kunst te beoordelen. Begrijp me goed, ik wil er hier niet voor pleiten dat beeldende kunst uitsluitend door professionals uit de beeldende kunsten sector beoordeeld zou moeten worden, dat hun mening de enige is die zou moeten tellen, waar ik voor pleit is bevlogenheid en interesse bij iemand die een jurylid functie bekleed. Nogmaals, de manier waarop het interview op papier is gekomen werkt niet mee, maar wat gezegd is, zal denk ik gezegd zijn. |
Niet Hollands en ook niet bijzonder relativerend is de auteur Tao Lin, een Amerikaanse Taiwanees die vorige week in Nederland was voor een promo tour voor zijn meest recente roman Taipei. Ik was bij de leesclub die literair tijdschrift Das Magazin had georganiseerd en waarin we met een mens of twintig, inclusief auteur, Taipei bespraken. Het had me moeite gekost me door het boek heen te werken, vooral omdat de personages in het boek 300 pagina's lang niets lijken te willen, ze hebben geen enkele drive, behalve misschien dat ze iets anders willen doen dan ze op dat moment aan het doen zijn.
Met de auteur zelf was het niet veel anders gesteld, althans, zo kwam hij op mij over. Of zo wilde hij overkomen. Hij gaf mompelend antwoord op vragen en leek afwezig. Zelf zei hij dat hij niemand aan kon kijken omdat hij zijn bril kwijt was. Was hij blij met, of trots op zijn boek? Met elke negatieve recensie minder, zei hij. Wat had hij gepoogd te schrijven met deze roman? Als antwoord volgde een warrig verhaal over transcendente leegheid en zijn fascinatie voor Siddhartha van Hermann Hesse. |
Waarom heb je dit boek geschreven, wilde ik vragen, maar dat heb ik niet gedaan, ik weet niet precies waarom niet. Misschien omdat het een rotvraag is, misschien omdat ik het antwoord niet wilde weten.
Moraal van deze twee voorbeelden: je hoeft niet per se continu dolblij te zijn met jezelf, maar een beetje enthousiasme voor de kunst moet toch alsjeblieft kunnen? Het siert iemand niet zijn of haar eigen kunstwerk weg te wuiven. Toen ik na de leesclub naar huis fietste, schoot me een optreden van mezelf te binnen, een jaar of tien geleden. Ik was zo nerveus en onzeker geweest over mijn podiumprestatie dat ik, nadat ik mijn laatste zin had gezegd en mensen begonnen te klappen, met mijn blik op de coulissen gericht het podium afliep, zonder het applaus in ontvangst te nemen. Naderhand, in de foyer van het theater, kwam mijn docent naar me toe en zei: 'Het kan wel zijn dat je dat uit bescheidenheid deed, maar het komt verdomd arrogant over. De mensen nemen de moeite naar je te luisteren en willen je daarvoor bedanken en jij loopt gewoon weg. Doe dat nooit meer.' Ik wou dat ik de ballen had dat zo af en toe tegen dezen of gene te zeggen. Bij deze. //
Moraal van deze twee voorbeelden: je hoeft niet per se continu dolblij te zijn met jezelf, maar een beetje enthousiasme voor de kunst moet toch alsjeblieft kunnen? Het siert iemand niet zijn of haar eigen kunstwerk weg te wuiven. Toen ik na de leesclub naar huis fietste, schoot me een optreden van mezelf te binnen, een jaar of tien geleden. Ik was zo nerveus en onzeker geweest over mijn podiumprestatie dat ik, nadat ik mijn laatste zin had gezegd en mensen begonnen te klappen, met mijn blik op de coulissen gericht het podium afliep, zonder het applaus in ontvangst te nemen. Naderhand, in de foyer van het theater, kwam mijn docent naar me toe en zei: 'Het kan wel zijn dat je dat uit bescheidenheid deed, maar het komt verdomd arrogant over. De mensen nemen de moeite naar je te luisteren en willen je daarvoor bedanken en jij loopt gewoon weg. Doe dat nooit meer.' Ik wou dat ik de ballen had dat zo af en toe tegen dezen of gene te zeggen. Bij deze. //
Renée van Marissing is schrijver van romans, theater en muziektheater. Na haar romans Het waaien van mijn oma en Strak blauw, uitgegeven door Atlas Contact, werkt zij nu aan haar derde roman. |
andere schrijvers over hun schrijfproces
|