Door: Jibbe Willems
Ik geef wel eens les aan studenten van Writing for Performance (HKU) en Creative Writing (ArtEZ). Twee Nederlandse HBO-opleidingen voor schrijvers met een Engelse naam, terwijl het onderwijs daar logischerwijs verre van tweetalig is. Wellicht is het een beleidsgril, een bestuurlijk hengelen naar internationale erkenning. Of het is een verlangen naar een groter taalgebied dan het onze, dat al na een paar kilometer stuit op de literaire wereldmachten Duitsland, Frankrijk en Groot Brittannië. Maar logisch vind ik het niet, het omzeilen van de eigen taal bij een opleiding waarin deze centraal staat. Zeker omdat ons Nederlands, voor wie er oor voor heeft, een rijke taal kan zijn met ver oprekbare grenzen. // Lees verder // | ik heb genoeg van beperkte lyriek |
waargebeurd en zo herkenbaar
Dan moet de schrijver wel durven de vormelijke polder achter zich te laten, het realisme van prikklok en klerkenprotocol, het steile proza van de gereformeerde waarin het adagium show, don’t tell zo ver wordt doorgevoerd dat er niks meer te vertellen valt. Het coulissenlandschap in de letteren: kilometers voorspelbaarheid zonder bocht en zonder werkelijke horizon. Wie één keer over de rechte wegen van de Noordoostpolder heeft gereden weet dat de lantaarns daar niet voor verlichting zorgen, maar een welkome mogelijkheid tot zelfmoord bieden. |
De schrijver moet ervoor zorgen dat de verbeelding niet verdroogt en dat hij niet blijft hangen in het motto dat zegt dat gewoon al gek genoeg is. Dat is lastig in een land dat snakt naar ‘waargebeurd’ en het grootste compliment dat een schrijver kan krijgen is dat zijn werk ‘zo herkenbaar’ is, in taal en verhaal. Bah.
DYnamiek en taalvervorming
Het zelfverzonnen vak dat ik mijn studenten geef, noem ik Dynamiek en Taalvervorming. Dynamiek omdat schrijven voor toneel per definitie een handelingsactie nodig heeft die bij het meeste proza ontbreekt. Toneelteksten worden niet geschreven voor een lezer, maar voor een toeschouwer met een acteur als intermediair. Dat klinkt voor de hand liggend, maar de noodzaak van een toneeltekst op eerste gehoor te communiceren dringt tot veel schrijvers niet door. De taal moet een actie behelzen of zelf actie zijn, zelfs in beschrijving en reflectie. De toneeltekst is niet terug te bladeren of even weg te leggen, de spanningsboog moet de hele voorstelling omspannen. Dat vereist een heel andere manier van schrijven dan schrijven voor proza en het zoeken naar die directe communicatie gaat dan enkel vanuit tegenwoordige tijd in een ik-perspectief schrijven.
Verder, zo vertel ik mijn studenten, ben ik van mening dat van alle literaire genres het drama het dichtst bij de poëzie staat. Je kan een wereld van taal bouwen die zich weinig van het realisme hoeft aan te trekken. Elke geschreven taal is een constructie en binnen het theater kan je wilde constructies bouwen. De roman moet zich min of meer aan de realistische conventies van het spraakgebruik houden (uitzonderingen daargelaten, maar die vallen dan ook meteen op). Film en televisie bedienen zich al helemaal van een zo saai mogelijke taal. Maar in het theater, waarbij het beeld opgeroepen moet worden in de verbeelding, mag je de taal verminken, vervormen, aanpassen aan je eigen doel, een nieuwe spraak creëren. Voor mij is theater staande poëzie en verenigt schrijven van toneel het lyrische en het epische. Daarom noem ik in mijn lessen uitdrukkelijk de dynamiek én de taalvervorming, de inhoud én de vorm die daaruit voortkomt.
Verder, zo vertel ik mijn studenten, ben ik van mening dat van alle literaire genres het drama het dichtst bij de poëzie staat. Je kan een wereld van taal bouwen die zich weinig van het realisme hoeft aan te trekken. Elke geschreven taal is een constructie en binnen het theater kan je wilde constructies bouwen. De roman moet zich min of meer aan de realistische conventies van het spraakgebruik houden (uitzonderingen daargelaten, maar die vallen dan ook meteen op). Film en televisie bedienen zich al helemaal van een zo saai mogelijke taal. Maar in het theater, waarbij het beeld opgeroepen moet worden in de verbeelding, mag je de taal verminken, vervormen, aanpassen aan je eigen doel, een nieuwe spraak creëren. Voor mij is theater staande poëzie en verenigt schrijven van toneel het lyrische en het epische. Daarom noem ik in mijn lessen uitdrukkelijk de dynamiek én de taalvervorming, de inhoud én de vorm die daaruit voortkomt.
Een nieuwe taal makenWant de vervorming van de taal mag nooit zomaar een trucje zijn. Het is een techniek waarbij de vorm de inhoud versterkt of zelfs de inhoud wordt. Want een woord is zoveel meer dan enkel zijn letterlijke definitie. Er zit betekenis in de muzikaliteit, in de vorm, in de klank. Ieder personage, ieder stuk, heeft zijn eigen taal en met zijn eigen taal een eigen wereld. Een dik personage klinkt anders dan een graatmager personage. Iemand die in zijn woorden vooral de ‘o’ gebruikt heeft een ander karakter dan iemand die continu ‘i’s piept. En dat kan veel verder gaan. De schrijver kan woorden vervormen, aanpassen aan zijn eigen doel, of zelfs verzinnen. Hij kan nieuwe woorden maken en met die woorden een nieuwe taal. En zolang het blijft communiceren, kan hij daar niet ver genoeg in gaan. |
Zo speelt het stuk Eindland van tgEcho zich af in een wereld die zowat volledig vergaan is. Er is nauwelijks meer herinnering en de toekomst is onbestemd. De wereld wordt bevolkt door rondscharrelend leven, doorgeëvolueerde wildgroei die zich bezig houdt met overleven en de grote vragen over wat dat dan is, dat leven. Voor deze wezentjes wilde ik een eigen taal creëren. Een taal met rauwe randjes, maar ook een kinderlijke taal. Een taal die wortels heeft in de oude wereld, die ze zich nog vaag herinneren, maar die ook een nieuwe stap zet.
Hiervoor heb ik verschillende elementen gecombineerd. Als basis heb ik mijn versie van het West-Vlaams gebruikt, een taal die met de poten in de Belgische plattelandsmodder staat en als enige dialect op de Vlaamse televisie ondertiteld wordt. Dit heb ik gecombineerd met enkele Zuid-Afrikaanse woorden (ek in plaats van ik, bijvoorbeeld), om het Nederlands nog iets verder uit elkaar te trekken. En verder gebruik ik kinderlijke woorden en uitgangen / verkleinwoorden. Zoals ‘werpsel’, ‘stipsel’ en ‘snertsel’. En als contrast met het kinderlijke en om het harde van hun bestaan te benadrukken, laat ik ze enigszins grof in de bek zijn door hun zinnen te doorspekken met woorden als ‘slet, ‘teef’ en ‘zeug’. En als ze er al pratend niet uitkomen, dan geven ze elkaar wel een pak slaag.
Vertaald naar realistisch Nederland zal de tekst van Eindland ook zijn werk wel doen, maar toch geloof ik in de kracht van de vervormde taal en de extra inhoud die dat oplevert. Weg met de puristen!
Hiervoor heb ik verschillende elementen gecombineerd. Als basis heb ik mijn versie van het West-Vlaams gebruikt, een taal die met de poten in de Belgische plattelandsmodder staat en als enige dialect op de Vlaamse televisie ondertiteld wordt. Dit heb ik gecombineerd met enkele Zuid-Afrikaanse woorden (ek in plaats van ik, bijvoorbeeld), om het Nederlands nog iets verder uit elkaar te trekken. En verder gebruik ik kinderlijke woorden en uitgangen / verkleinwoorden. Zoals ‘werpsel’, ‘stipsel’ en ‘snertsel’. En als contrast met het kinderlijke en om het harde van hun bestaan te benadrukken, laat ik ze enigszins grof in de bek zijn door hun zinnen te doorspekken met woorden als ‘slet, ‘teef’ en ‘zeug’. En als ze er al pratend niet uitkomen, dan geven ze elkaar wel een pak slaag.
Vertaald naar realistisch Nederland zal de tekst van Eindland ook zijn werk wel doen, maar toch geloof ik in de kracht van de vervormde taal en de extra inhoud die dat oplevert. Weg met de puristen!
Scène uit Eindland |
2 – De oudste weet van meer dan jij en ekke. Zij heeft de woordsels van haar oudste nog ge-oord. En háár oudste weer van die van haar. Dat gaat van ver de vroeger in, van wat zij weet.
1 – Weetjesvreter die.
2 – Stik in de asem die.
1 – En van waar zijn die zilverstipsels dan gekomen?
2 – Van oude tijden, nog voor wij tweepoots op de werreld scharrelden.
1 – Dat is verzinsel.
2 – Dat is wat oudste zeide. Ze zeide dat wij vroeger, in de werreld van hiervoor, het licht zelf in de handsels hadde. Dat wij het donkerte verdreven had. Met smogsel en gebouwsels en lantaarnpaals.
1 – Wat is dat dan van waarde over spreekt.
2 – Ek weet het niet, ek weet alleen de woordsels.
1 – Woordsels! Dat hei nog geen betekenheid.
2 – Ach nee, van dat die zoveel weet zekers. De oudste zei dat toen de stipsels verdwenen, de mensels los van zware kracht geraakt zijn. Dat zij toen op driften zijn geraakt. Zwevend wezens zonder anker.
1 – Zoveel als dat weet, gebroedsel van klamme zeug en wilde teef.
2 – Wilt het klop?
1 – Als het dorst.
De eerste heft haar hand, de tweede krimpt angstig ineen
2 – Lafsel die.
1 – Dat dorst te klappen met dat breedbrein. Wij zaten in dezelfde mammes baar ons nagels aan elkaar te scherpen en zijn met slik bedekt en schoppend uit dezelfde schee gekruipt. Denkde niet groter als ek zusse, wij zijn werpsels van dezelfde slet.
2 – Muil toe over ons mamme.
Jibbe Willems is toneelschrijver en schrijft onder andere voor hetNationale Toneel, Oostpool, De Toneelschuur, Het Syndicaat, Het Huis van Bourgondië, Urban Myth, Generale Oost en de Bonte Hond. Zijn werk is vertaald en opgevoerd in Rusland, Brazilië, Zuid-Afrika, Duitsland, Spanje en België en iedere maand is hij te zien in de satirische theatershow De Orde van de Dag. | |