Door: Jibbe Willems Al is het soms, of misschien vaak, onmogelijk, probeer het woordje ‘als’ zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Hier bedoel ik niet het voegwoord ‘als’ (dat zo vaak verward wordt met ‘wanneer’, maar dat is een ander verhaal), maar het ‘als’ als analogiserend woord. Waar het hier eigenlijk om draait is het verschil tussen vergelijking en metafoor. Vergeef me, maar ik word even technisch. Ik parafraseer de betreffende lemma’s uit het Lexicon van Literaire Termen: |
|
Een vergelijking is een vorm van beeldspaak waarbij een zaak of begrip met iets anders in verband wordt gebracht door middel van een analogiserend woord (bijvoorbeeld als, zoals, gelijk). Een metafoor is het gebruik van een woord in de plaats van een ander, op grond van betekenisovereenkomst of –contrast. De metafoor wordt gezien als een vergelijking waaruit de vergelijkingsgrond en het vergelijkingspartikel zijn weggelaten.
(Lexicon van Literaire Termen, 4e druk, 1991, H. van Gorp e.a.)
De ‘vergelijkingsgrond’ is dat waarmee wordt vergeleken. Het ‘vergelijkingsparticel’ het al eerder genoemde analogiserende woord (het woord dat tot de vergelijking leidt).
Wie ooit het vermoeden koesterde dat het Lexicon van Literaire Termen dient tot verduidelijking, is van een koude kermis thuis gekomen. Dezelfde koude kermis als van de ANS, die studenten Nederlandse taal- en letterkunde die verlangden dichter bij de syntaxis en grammatica van onze taal te komen tot waanzin heeft gedreven. Maar dat terzijde. Het is eigenlijk tamelijk simpel. Zie het citaat van Lucebert waaraan de titel is ontleend. |
De vermoeide minnaars zijn machines is een metafoor. De vermoeide minnaars zijn als machines is een vergelijking. Kies, waar mogelijk, voor de metafoor. Schrap, waar mogelijk, het woordje ‘als’.
De metafoor zorgt voor een sterke zin, een sterk beeld. De minnaars gaan maar door, stampend, zuigend, zij zijn niet meer enkel mens, ze zijn machines, onverzettelijk én tragisch. De vergelijking, met ‘als’, is de afgezwakte vorm. Het zijn machines van blik, de vergelijking gaat kreupelen, er is een uitweg en de noodzaak, de onvermijdelijkheid van de minnaars die machines zijn, is weg.
De metafoor zorgt voor een sterke zin, een sterk beeld. De minnaars gaan maar door, stampend, zuigend, zij zijn niet meer enkel mens, ze zijn machines, onverzettelijk én tragisch. De vergelijking, met ‘als’, is de afgezwakte vorm. Het zijn machines van blik, de vergelijking gaat kreupelen, er is een uitweg en de noodzaak, de onvermijdelijkheid van de minnaars die machines zijn, is weg.
Een tekst die bol staat van de ‘alzen’ wordt vermoeiend, je schakelt steeds heen en weer tussen een realiteit en een beeldspraak. Het wordt niet ‘echt’, maar eerder pretentieus, gezwollen, oervervelend. Terwijl een tekst die uitgaat van een metafoor, een metamorfose, waarin niet wordt vergeleken maar waarin iets is, een tekst is die je mee kan slepen naar nieuwe werelden. IJzersterke metaforen zijn zelfs verhalen die zich letterlijk in andere werelden afspelen. De utopische en dystopische roman, de toekomstvisies en de absurde universa. |
Denk aan de mythische, door het lot en de goden geregeerde werelden van de Griekse klassiekers. Waarin het leven door het lot wordt gestuurd, je nooit kan ontsnappen aan de goden, waarin de eigen wil altijd maar ondergeschikt is aan 'het Grotere' - waar het individu dat tegen de stroom in zwemt zich niet aan wil onderwerpen, waaraan hij wil ontsnappen zelfs. En wat je ook doet, het maakt niet uit hoe groots of gruwelijk, het stelt niks voor in het licht van de eeuwigheid of de schaduw van de dood.
Denk aan Tongkat, De Kleurenvanger en andere werken van Peter Verhelst, de wereldgeschiedenis en zelfs het West-Vlaamse platteland van Dimitri Verhulst, Slachthuis 5 van Vonnegut, SuperSadTrueLoveStory van Gary Schteyngart, 1984 van Orwell, Farenheit 451 van Bradbury. Et cetera.
Denk aan Tongkat, De Kleurenvanger en andere werken van Peter Verhelst, de wereldgeschiedenis en zelfs het West-Vlaamse platteland van Dimitri Verhulst, Slachthuis 5 van Vonnegut, SuperSadTrueLoveStory van Gary Schteyngart, 1984 van Orwell, Farenheit 451 van Bradbury. Et cetera.
Kortom: de wereld waarmee deze wordt vergeleken, wordt een werkelijke wereld op zichzelf. Een werkelijkheid zo sterk dat die de toeschouwer (lezer) in een nieuwe wereld meeneemt en zo een visie of gedachte geeft op dit leven, deze wereld, het heden waarin wij ons bevinden. Want je doet, zeker bij toneel, altijd een beroep op de verbeelding van je toeschouwer, versterk die verbeelding dan, in plaats van hem te verzwakken door constant te wijzen op de realiteit van waaruit de vergelijking komt. |
En in de voorbeelden hierboven, in de romans, films en toneelstukken werkt dat op macroniveau. Maar het begint op microniveau, bij de zin, bij het woord, bij de metafoor in plaats van de vergelijking. Bij het, waar dat mogelijk is, vermijden van het woordje ‘als’. //
‘Als’ als voegwoord van voorwaarde in Lachgas:
‘Als’ is het kloterigste woord dat er is. ‘Als’ betekent niets. ‘Als’ houdt je gevangen in een verlangen naar iets wat er nooit geweest is, wat er onmogelijk kan zijn en wat er vermoedelijk ook nooit zal komen. ‘Als’ is de stok waar de hond naar bedelt om hem uit zijn lijden te verlossen. “Als ik niet zoveel gedronken had, dan had ik allebei mijn benen nog” zegt de man die met een slok op van de weg af is geraakt. “Als mijn vader de trein niet had gemist, dan had hij mijn moeder nooit ontmoet. Dan was ik niet in dit lelijke lijf geboren, maar in een villa met een zwembad” zegt het hoopje ongeluk vlak voor hij zich op zolder van het leven berooft. “Als ik me na afloop grondiger had gewassen, dan had mijn vrouw me niet verlaten” grijnst de vertegenwoordiger en bestelt er nog maar een voor hij zijn wagen in stapt. ‘Als’ is een slecht excuus voor het leven waar je in vast zit. En het leven is een vrije val die begint zodra je uit je moeder wordt geperst en pas eindigt bij de doodsmak in je grafkist. ‘Als’ is valse hoop op een heden dat alleen maar in je hoofd bestaat. En het kutterigste van ‘als’ is, dat het nog waar is ook. Als ik in bed was blijven liggen, dan had ik hier nu niet gestaan. Zonder hoop en op mijn blote voeten.
Jibbe Willems is toneelschrijver en schrijft onder andere voor hetNationale Toneel, Oostpool, De Toneelschuur, Het Syndicaat, Het Huis van Bourgondië, Urban Myth, Generale Oost en de Bonte Hond. Zijn werk is vertaald en opgevoerd in Rusland, Brazilië, Zuid-Afrika, Duitsland, Spanje en België en iedere maand is hij te zien in de satirische theatershow De Orde van de Dag. | |