In een interview dat Hemingway in 1958 aan George Plimpton gaf, vertelt de schrijver hoe hij zo kort mogelijk na zonsopkomst begint te schrijven, staand in zijn geel betegelde slaapkamer, waar hij op een goede dag zo zeven nummer 2-potloden verslijt, om tegen het middaguur op te houden en een halve mijl te gaan zwemmen. //Lees verder //
Ik wou dat ik dat kon zeggen. Ik wou dat ik de discipline, toewijding en het concentratievermogen had waarmee Hemingway de Nobelprijs heeft gewonnen.
Ik wou dat ik kon zeggen dat ik elke ochtend bij het eerste kraaien van de Vlaamse gaai mijn bed uit spring, tien kniebuigingen maak en nog vóór het douchen duizend woorden schrijf. Waarvan er vanzelfsprekend geen één te veel zou zijn. Daarna zwem ik op zijn Hemingways een flinke zeemijl. | "Ik wou dat ik discipline, toewijding en het concentratievermogen had waarmee Hemingway de Nobelprijs heeft gewonnen." |
En tegen het vallen van de avond, wanneer de schemering mijn Arnhem aan het zicht onttrekt en ik kan fantaseren in Havana of Madrid te zijn, sluit ik de dag af door eens lekker met een tijger te worstelen. Of met een vrouw. Hemingway haalde die twee óók altijd door elkaar.
Maar het is niet waar. Niet van die tijger. Niet van die vrouw. En niet van de discipline, toewijding en het concentratievermogen waarmee Hemingway de Nobelprijs heeft gewonnen.
Er is zoveel tijd die ik verrommel en verfrommel. Met een kaartspelletje op de computer, met het verdwalen in de diepste krochten van Google, met het nóg een keer de krant opslaan of het eindeloze staren uit het raam. En als er aan het eind van de dag als door een wonder tussen de verloren minuten een scène of een korte dialoog vorm heeft gevonden, dan gloeit de trots al in mijn borstkas.
Want ik ben blij met elke kleine overwinning op het lege vel. Ik ben blij met elke kleine ‘ja’ op de steeds terugkerende vraag of ik het wel kan. Ik ben blij als er betekenis ontstaat wanneer ik het alfabet naar eigen inzicht arrangeer of in het verwoorden van mijn gedachten een cliché vermijd.
Ik wou dat ik kon zeggen dat elke dag de vonken uit mijn toetsenbord sloegen en in mijn hart het heilige vuur van de scheppingskracht brandde. Dat de goddelijke vonk van de Muzen mijn inspiratie was en ik schrijven als een zegening zag, iets dat mij zonder moeite door de dag heen bracht.
En dat zou ik ook kunnen zeggen. Ik heb deze tekst geschreven en niemand die zich in mijn schrijversgrot waagt om te controleren of wat ik uitspreek ook waarheid draagt. Ik heb deze tekst geschreven en een schrijver geeft vorm aan zijn eigen fantasie, hij wil zijn leugens zo geloofwaardig mogelijk brengen en zijn angsten en verlangens in de metaforen stoppen waarin de kunst zich onderscheidt van therapie.
Maar het is niet waar. Niet van die tijger. Niet van die vrouw. En niet van de discipline, toewijding en het concentratievermogen waarmee Hemingway de Nobelprijs heeft gewonnen.
Er is zoveel tijd die ik verrommel en verfrommel. Met een kaartspelletje op de computer, met het verdwalen in de diepste krochten van Google, met het nóg een keer de krant opslaan of het eindeloze staren uit het raam. En als er aan het eind van de dag als door een wonder tussen de verloren minuten een scène of een korte dialoog vorm heeft gevonden, dan gloeit de trots al in mijn borstkas.
Want ik ben blij met elke kleine overwinning op het lege vel. Ik ben blij met elke kleine ‘ja’ op de steeds terugkerende vraag of ik het wel kan. Ik ben blij als er betekenis ontstaat wanneer ik het alfabet naar eigen inzicht arrangeer of in het verwoorden van mijn gedachten een cliché vermijd.
Ik wou dat ik kon zeggen dat elke dag de vonken uit mijn toetsenbord sloegen en in mijn hart het heilige vuur van de scheppingskracht brandde. Dat de goddelijke vonk van de Muzen mijn inspiratie was en ik schrijven als een zegening zag, iets dat mij zonder moeite door de dag heen bracht.
En dat zou ik ook kunnen zeggen. Ik heb deze tekst geschreven en niemand die zich in mijn schrijversgrot waagt om te controleren of wat ik uitspreek ook waarheid draagt. Ik heb deze tekst geschreven en een schrijver geeft vorm aan zijn eigen fantasie, hij wil zijn leugens zo geloofwaardig mogelijk brengen en zijn angsten en verlangens in de metaforen stoppen waarin de kunst zich onderscheidt van therapie.
| Ik heb deze tekst geschreven en als ik maar vaak genoeg naar Hemingway verwijs, straalt er misschien iets van Hem op mij, dit sterfelijke wezen, af. U zult wellicht de volgende keer dat u aan Hemingway denkt, in één denktocht ook mij laten passeren. Al is het maar in dianegatief. Want de waarheid is dat het grootste gedeelte van mijn schrijven bestaat uit het mijzelf ontwijken. |
En soms, wanneer dat lukt, mezelf ontwijken, soms, als ik mezelf ontweken heb, als ik niet meer bezig ben met wat ik, of de wereld, van mij vindt, als ik niet meer bezig ben wat ik moet doen of vinden, waar ik heen moet, of hét, waar het heen moet, met de wereld, of met mij, …
Soms, wanneer ik op kan gaan in het moment, en god wat klinkt dat mindfull en mystiek, maar wanneer ik de woorden op kan laten kolken, niet bezig ben met vergezichten maar alleen met het verhaal, niet langer meer met denken maar met het schrijven zelf, met de personages en de taal, …
…nou ja, hoe dan ook, ik haal mijn deadlines…
En dan denk ik, hoop ik, wil ik graag geloven én geloof ik dat het verrommelen en verfrommelen van de tijd, de gedachten onder de douche en tijdens de afwas, het wegdrijven tijdens het lezen van de krant en het staren uit het raam dat dát de verantwoording is van mijn ledige uren.
Want ik bereik mijn doel enkel met een omweg. Als ik mezelf vragen stel, als ik mag mijmeren, als ik in thema, inhoud, vorm mag onderzoeken, als ik al werkende van de richting af mag wijken, of soms zelfs vijftien keer dezelfde rotonde rond mag gaan, dán ben ik aan het schrijven. Als ik het eindpunt al weet, als ik de antwoorden al ken, als de weg lang is, en recht, dan krijg ik geen letter meer geschreven. Staat er één lantaarnpaal in de woestijn, ik rijd er tegenaan.
De meeste tijd gaat zitten in het vinden van de lantaarnpaal in de woestijn, en je vindt hem pas als je er niet naar zoekt. De meeste tijd gaat zitten in het zoeken naar de perfecte omstandigheden. En dat zijn de omstandigheden waarin je niet meer naar de perfecte omstandigheden zoekt. Het grootste gedeelte van mijn schrijven bestaat uit het mezelf ontwijken.
Soms, wanneer ik op kan gaan in het moment, en god wat klinkt dat mindfull en mystiek, maar wanneer ik de woorden op kan laten kolken, niet bezig ben met vergezichten maar alleen met het verhaal, niet langer meer met denken maar met het schrijven zelf, met de personages en de taal, …
…nou ja, hoe dan ook, ik haal mijn deadlines…
En dan denk ik, hoop ik, wil ik graag geloven én geloof ik dat het verrommelen en verfrommelen van de tijd, de gedachten onder de douche en tijdens de afwas, het wegdrijven tijdens het lezen van de krant en het staren uit het raam dat dát de verantwoording is van mijn ledige uren.
Want ik bereik mijn doel enkel met een omweg. Als ik mezelf vragen stel, als ik mag mijmeren, als ik in thema, inhoud, vorm mag onderzoeken, als ik al werkende van de richting af mag wijken, of soms zelfs vijftien keer dezelfde rotonde rond mag gaan, dán ben ik aan het schrijven. Als ik het eindpunt al weet, als ik de antwoorden al ken, als de weg lang is, en recht, dan krijg ik geen letter meer geschreven. Staat er één lantaarnpaal in de woestijn, ik rijd er tegenaan.
De meeste tijd gaat zitten in het vinden van de lantaarnpaal in de woestijn, en je vindt hem pas als je er niet naar zoekt. De meeste tijd gaat zitten in het zoeken naar de perfecte omstandigheden. En dat zijn de omstandigheden waarin je niet meer naar de perfecte omstandigheden zoekt. Het grootste gedeelte van mijn schrijven bestaat uit het mezelf ontwijken.
En daar heb je ook discipline, toewijding en concentratievermogen voor nodig. Voor de verbazing en de verrassing, voor het zoeken en het zuchten, voor de lucht en de ledigheid. In den beginne moet er niets dan leegte zijn, geen last van verwachting die me neerdrukt, en van daaruit komt een vraag en vanuit de vraag een zin, en vanuit die zin komt alles waarover ik in de leegheid en de ledigheid heb gemijmerd. |
|
Bij herlezing van het interview met Hemingway zag ik dat hij per dag ongeveer vierhonderd woorden schreef. Vierhonderd woorden. En ik realiseerde me dat ik in al mijn ledigheid niet onder doe voor zijn productie.
Maar goed, Hemingway is Hemingway en ik ben geen Hemingway.
Hemingway heeft zichzelf door de kop geschoten.
Jibbe Willems //
Deze tekst was geschreven als column, uitgesproken op de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten voor de tweewekelijkse talkshow Half 6.
Maar goed, Hemingway is Hemingway en ik ben geen Hemingway.
Hemingway heeft zichzelf door de kop geschoten.
Jibbe Willems //
Deze tekst was geschreven als column, uitgesproken op de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten voor de tweewekelijkse talkshow Half 6.
Jibbe Willems is toneelschrjver en schrijft onder andere voor het Nationale Toneel, Oostpool, De Toneelschuur, Het Syndicaat, Het Huis van Bourgondië, Urban Myth, Generale Oost en de Bonte Hond. Zijn werk is vertaald en opgevoerd in Rusland, Brazilië, Zuid-Afrika, Duitsland, Spanje en België en iedere maand is hij te zien in de satirische theatershow De Orde van de Dag. |
andere schrijvers over hun schrijfproces:
|