Ik lig op mijn zij. Bladeren prikken in mijn huid. Hij ligt bijna tegen me aan. Het licht van de maan geeft zijn gezicht een blauwe glans. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik wil hem aanraken, maar ik hou me in. Dit moment moet zo lang mogelijk duren. Hij kijkt me met grote ogen aan en klikt zijn zakmes open. Er gaat een rilling door me heen. Waar komt dat mes vandaan? Ik kijk in zijn donkere ogen. Zachte bruine ogen die me laten glimlachen. Met de punt van zijn zakmes trekt hij nauwelijks merkbaar een streep over mijn blote buik. Het mes gaat richting mijn borsten, maakt een lange kras over mijn rechterborst, gaat in een boog over mijn schouder, over mijn bovenarm. Ik hou mijn adem in. // Lees verder //
Hij gaat op me zitten en drukt me zacht tegen de grond. Met het mes kietelt hij over mijn arm. Dan voel ik plotseling een scherpe steek. Ik gil het uit. 'Klootzak!' roep ik. Bloed sijpelt uit mijn arm. Ik probeer hem van me af te duwen. De zachte bruine ogen kijken me onafgebroken aan. Hij pakt mijn arm en zuigt bloed uit de snee. Hij lacht naar me en laat zijn tanden zien. Rode bloedtanden. De idioot lijkt wel een vampier uit een B-film. Ik schiet in de lach. Zijn gezicht komt langzaam dichterbij. Hij kust me. Zijn tong raakt voorzichtig de mijne. Ik proef mijn eigen bloed.
Omdat mijn thrillerverhaal bleef steken in eindeloos geklets tussen de drie hoofdpersonen die een nacht met elkaar in het bos doorbrengen, kreeg ik de tip om meteen in een actiemoment in te stappen. Terwijl mijn zoon zoals elke dinsdag het voetbalveld op rende, nam ik plaats in de kantine. Ik ging aan tafel zitten bij een moeder die verdiept zat in een boek en pakte mijn schrift tevoorschijn. Mijn opdracht was: geen geklets, maar actie. |
|
Sneller dan ik dacht werd ik het bos in gesleurd. Ik schreef de bovenstaande scène. Verder kreeg ik vooral flarden te zien. Een meisje dat van achteren gegrepen werd. Een whiskyfles dat op een hoofd kapot geslagen wordt. Een dode herdershond. Gegil en geschreeuw.
Af en toe keek ik op. Dan was ik weer terug in de voetbalkantine met zijn felle tl-licht. Een kleine jongen stond bij de bar en kocht een zakje paprika chips.
Terug naar het bos. Er wordt nu ook gepraat. Ze slaan steeds grovere taal uit. Steeds meer gewelddadige scènes komen mij voor ogen. Ik zie een stok in een oog geduwd worden en ik hoor het afschuwelijke slurpende geluid dat daar bij hoort.
| De volgende stap is keuzes maken. Wie slaat de whiskyfles kapot? Is automatisch het meest onverwachte de beste keuze? Of kan ik iets met de tactiek: je weet wat er gaat gebeuren, alleen nog niet hoe? Moet alles compleet geloofwaardig zijn? Dit soort vragen laat ik even links liggen. Ik moet het eerst vooral laten vloeien, al dat geweld. Geweld met een licht seksuele spanning. De echte seks stokt nog een beetje. Dat is de volgende uitdaging. Niet alles kan in een voetbalkantine tot stand komen. |
Liesbeth //
Liesbeth Mende schrijft toneel en proza en werkt in de thuiszorg. Ze won de Elle literatuurprijs in 2001 en in 2004 verscheen haar debuutroman Afhaalmeisje bij de Arbeiderspers. Haar jeugdroman Blauw (uitgeverij Gottmer) is genomineerd voor de Prijs van de Jonge Jury 2015. |
andere schrijvers over hun schrijfproces
| |