In afwachting op een reactie van de uitgeverij heb ik geprobeerd zo min mogelijk aan het manuscript te denken. Het ging me vrij makkelijk af. Ik heb Jelle uit mijn hoofd verbannen. Hij bestond niet meer, hij had zelfs nooit bestaan. Mijn verhaal sijpelde uit mijn hoofd als water door een vergiet. Mijn hoofd werd leeg. Nieuwe ideeën borrelden op, maar voordat ik daaraan kon beginnen kwam een reactie van de uitgeverij. Ik mag doorgaan op de ingeslagen weg. Ik voelde opluchting. Maar nu is het zaak om het materiaal terug te halen. Alles een paar keer doorlezen totdat het verhaal weer door mijn aderen gaat stromen. Wat heb ik opgestuurd? Voor de nieuwsgierigen onder ons twee korte fragmenten. // Lees verder //
fragment 1
De deur van mijn kamer zit op slot. De gordijnen zijn dicht. Ik zit op de grond tegen mijn bed aan en luister naar mijn ademhaling, kort en raspend. Steeds een beetje nieuwe zuurstof in mijn lijf. De knokkels op mijn handen gloeien. Ik weet precies wat er gebeurd is. Ik voel geen spijt. Ratten zijn het. Stinkende ratten. Van buiten een aardige glimlach, maar van binnen zwart als inkt. Dat soort types verdienen het om een les te leren. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd. Hoe lang zal het duren voordat ze me vinden? Wat ga ik zeggen als ze op de deur kloppen? Het heeft geen zin om het te ontkennen, want het bloed zit nog aan mijn knokkels. Mijn handen beven. Ik weet wat er is gebeurd, maar hoe ik na afloop naar huis ben gelopen kan ik mij niet meer herinneren. Ik weet niet meer hoe ik de sleutel in het slot heb gedaan, de deur heb geopend en naar boven ben gelopen.
fragment 2
Moet ik teruggaan? Teruglopen naar de plek waar het gebeurd is? Wat moet ik daar doen? Kijken of ze daar nog liggen? En dan? Net doen of ik medelijden heb? Of ze nog een trap na geven? Ze hebben geluk gehad. Als ik wilde had ik met mijn blote handen hun kop van hun lijf gerukt. |
|
Hoopjes mens liggen op straat. Ze worden opgeraapt en meegenomen. Ze worden in een lauw bad gestopt en met zachte washandjes gewassen. Al het zand, modder en slijk verdwijnt in het badwater. Roze huiden komen te voorschijn. Roze huiden vol schrammen, sneeën, beurse plekken en bloeduitstortingen. De hoopjes worden uit bad getild en op bed gelegd. De schade wordt in kaart gebracht. Hoeveel schrammen, hoeveel beurse plekken, hoeveel breuken en kneuzingen? Alles wordt genoteerd op papier. Boven het papier staat: hoopje mens 1. Op een ander vel staat: hoopje mens 2.
Er worden botten recht gezet, gips gegoten, mitella's aangebracht, pleisters geplakt en zalfjes gesmeerd. Gezichten worden in vorm getrokken. Benen worden uitgerekt. Ze moeten niet zeiken. Iedereen heeft medelijden met ze. Ze worden verzorgd en verwend, Ze krijgen kopjes warme kamillethee en voor elke kreun die ze uitstoten een stuk chocola of een koekje. Met deze hoopjes komt het goed. Dit worden weer normale mensen en volgende week kunnen ze gewoon weer naar school. Je moet niet altijd medelijden hebben met dingen die op straat liggen. Meestal staan dingen die op straat liggen na een tijdje gewoon weer op. Wonden genezen vanzelf. Vetrollen niet. Die blijven de rest van je leven aan je lijf kleven.
Het is stil in huis. Op straat is het ook stil. Ik kan opstaan en even naar buiten gluren. Kijken of er iemand op straat loopt of fietst. Kijken of er iemand in de richting van ons huis loopt. Of iemand van plan is om hier aan te bellen.
Liesbeth //
Er worden botten recht gezet, gips gegoten, mitella's aangebracht, pleisters geplakt en zalfjes gesmeerd. Gezichten worden in vorm getrokken. Benen worden uitgerekt. Ze moeten niet zeiken. Iedereen heeft medelijden met ze. Ze worden verzorgd en verwend, Ze krijgen kopjes warme kamillethee en voor elke kreun die ze uitstoten een stuk chocola of een koekje. Met deze hoopjes komt het goed. Dit worden weer normale mensen en volgende week kunnen ze gewoon weer naar school. Je moet niet altijd medelijden hebben met dingen die op straat liggen. Meestal staan dingen die op straat liggen na een tijdje gewoon weer op. Wonden genezen vanzelf. Vetrollen niet. Die blijven de rest van je leven aan je lijf kleven.
Het is stil in huis. Op straat is het ook stil. Ik kan opstaan en even naar buiten gluren. Kijken of er iemand op straat loopt of fietst. Kijken of er iemand in de richting van ons huis loopt. Of iemand van plan is om hier aan te bellen.
Liesbeth //
Liesbeth Mende schrijft toneel, proza en werkt bij de thuiszorg. Ze won de Elle literatuurprijs in 2001. In 2004 verscheen haar debuutroman Afhaalmeisje bij de Arbeiderspers. Verder verschenen er een aantal educatieve boeken en het prentenboek Eddie het biebmonster. Recentelijk is haar jeugdroman Blauw (uitgeverij Gottmer) uitgekomen. |
andere schrijvers over hun schrijfproces
|